Schiet Cupido zijn pijlen op Bilzen

Schiet Cupido zijn pijlen op Bilzen?

Mark Meijrink, stagestudent Regionaal Landschap
Haspengouw en Voeren vzw,
Daaleindestraat 2, B-3720 Kortessem.
Martin Stinckens, Natuurpunt Afdeling Zuidoost-Limburg,
Tabaartstraat 34, B-3740 Bilzen.

Countdown 2010, Gemeenten Adopteren Limburgse Soorten (GALS)
en SOLABIO (Soorten en Landschappen als dragers voor Biodiversiteit)

zijn alle projecten die inzetten op het behoud en het herstel van de biodiversiteit.

In het kader van het GALS-project adopteerde Bilzen het Dwergblauwtje (Cupido minimus), een ‘duidelijk zichtbare soort’. Alhoewel het Dwergblauwtje een piepklein blauw ‘piepelke’ is dat in Vlaanderen enkel nog wordt aangetroffen langs het Albertkanaal, valt het door zijn mooie kleuren toch goed op in het landschap.
Bovendien zijn op de gronden langs en in de omgeving van het Albertkanaal mogelijkheden om specifieke maatregelen voor dit vlindertje te nemen.
Daarnaast zag Bilzen een samenwerking, in het kader van GALS-project, met de buurgemeenten Lanaken en Zutendaal wel zitten. Beide gemeenten adopteerden immers ook een vlinder.
Dit artikel maakt de balans op en geeft een overzicht van uitgevoerde, lopende en toekomstige acties.

Verwezelijkingen

Terreinacties Stad Bilzen

Aangezien de (potentiële) leefgebieden van het Dwergblauwtje in Bilzen langs het Albertkanaal liggen (eigendom van NV De Scheepvaart), zag de stad Bilzen niet direct mogelijkheden om terreinacties uit te voeren voor hun adoptiesoort.
Daarom werd gekozen om meteen alle vlinders in Bilzen te beschermen en Bilzen uit te roepen tot “Bilzen Vlinderstad”. Om dit feestje te vieren werden in 2009 gratis bloemenmengsels uitgedeeld onder de bevolking. Zij hebben ervoor gezorgd dat talrijke bermen, rotondes en overhoekjes de komende jaren een bloemrijk geheel zullen vormen. De bloemenmengsels bestaan uit plantensoorten die veel nectar bevatten en dus veel vlinders lokken.
Daarnaast heeft de stad Bilzen in het voorjaar van 2009 talrijke vlinderstruiken aangeplant.
De coördinatie van deze terreinacties verliep via de stedelijke vlinderwerkgroep van Bilzen, die in het kader van Bilzen Vlinderstad werd opgericht in 2008.

Bermen en taluds Albertkanaal

De gebieden die in aanmerking komen als leefgebied voor het Dwergblauwtje bevinden zich allen in de directe omgeving van het Albertkanaal.
Om het Dwergblauwtje in Bilzen opnieuw voldoende kansen te geven, vormen de bermen van het Albertkanaal – de enige die in aanmerking komen als leefgebied voor deze soort – een belangrijke schakel. In het actieplan (Rymen & Vanreusel, 2008) voor het Dwergblauwtje
werden een reeks goede (terrein)acties beschreven. De uitvoering hiervan liet echter nog op zich wachten. De kanaalbermen en -taluds zijn in eigendom en, voorlopig nog,
in beheer van NV De Scheepvaart wat soortgericht beheer zeer moeilijk maakte. In juli 2009 zijn toch enkele plekken kleinschalig gemaaid.
In de zomerperiode van 2010 zijn meer grootschalige terreinacties gepland langs het Albertkanaal.
Zo zullen delen van de kanaaltaluds en de Branderij ontdaan worden van bomen en struweel, als onderdeel van het SOLABIOproject.Het Dwergblauwtje maar ook andere kritische dagvlinders zijn gebaat met het meer open maken van deze terreinen en het tegengaan van plaatselijke verruiging.
Overleg tussen de stad Bilzen, het Regionaal Landschap Haspengouw en Voeren vzw, het Agentschap voor Natuur en Bos en Natuurpunt Zuid-Oost Limburg heeft dit mogelijk gemaakt.

Communicatie

Om het nodige draagvlak te creëren voor het Dwergblauwtje bij de inwoners van Bilzen zijn verschillende acties genomen. Om te beginnen is een stedelijke vlinderwerkgroep opgericht – ondersteund door Natuurpunt Zuid-Oost Limburg en de milieudienst en met de Bilzense
schepen van Leefmilieu, als voorzitter – die bestaat uit enthousiaste vrijwilligers die zich inzetten voor het Dwergblauwtje en andere dagvlinders in de gemeente. Zo werd o.a. de website www.bilzenvlinderstad.be opgemaakt waar informatie te vinden is over de activiteiten
van deze werkgroep en de actie Bilzen Vlinderstad. Daarnaast werden er in Bilzen posters opgehangen van de Bilzense dagvlinders. In de “Dertien”, het gemeentelijk infoblad, werden de dagvlinders eveneens gepresenteerd aan de bevolking. Geïnteresseerde bewoners werd vervolgens een heuse vlindercursus aangeboden om hen kennis te laten maken met de Vlaamse en Bilzense dagvlinders. Ook de jeugd werd niet overgeslagen. Er werden lespakketten aangeboden voor de vier graden van de lagere school. Deze bestonden zowel uit een theoretisch deel als een praktijkluik. Scholen konden gratis zaden van venkel en wortelen ophalen bij de Bilzense milieudienst. De rupsen van de Koninginnepage zijn immers verzot op het loof van deze planten en op deze wijze konden
de kinderen zelf vlinders kweken.

Monitoring

Inventarisatie en monitoring zoals beschreven in het actieplan Dwergblauwtje (Rymen & Vanreusel, 2008), maar ook inventarisaties van Aeolus (Indeherberg et al, 2004) en Ecotex richten zich enkel op het verzamelen van kwantitatieve data. Voor kritische dagvlinders zoals het Dwergblauwtje is soortspecifieke inventarisatie en monitoring noodzakelijk.
Zo zijn exacte locaties van waardplanten en doelsoorten onontbeerlijk. Ook inzicht in de levensvatbaarheid van populaties van zowel waardplant als vlinder mag hierbij niet ontbreken.
Voorafgaand aan het Beheerplan Dwergblauwtje en overige kritische dagvlinders langs het Albertkanaal (Meijrink, 2009) is onderzoek gedaan naar de levensvatbaarheid van de huidige populaties van het Dwergblauwtje. Het onderzoeksgebied, gelegen aan de kanaalbermen en taluds van het Albertkanaal, werd begrensd door de brug bij Munsterbilzen in het westen

Locatie populatie Dwergblauwtje populatie Wondklaver

aantal individuen aantal bloeiende exemplaren
Veldwezelt 24 56
Gellik 9 361

Tabel 1. Aantal aangetroffen individuen Dwergblauwtje en exemplaren Wondklaver in 2009 langs het
Albertkanaal tussen Munsterbilzen en Veldwezelt. Het aantal bloeiende planten in Gellik is inclusief de
schatting van het aantal bloeiende planten in de berm nabij Gellik (bron: Meijrink, 2009).

Figuur 1. Verspreiding van het Dwergblauwtje in Bilzen. Naast de puntwaarnemingen van Meijrink (2009)
worden eveneens de door Dwergblauwtje bezette één-kilometerhokken zoals vermeld in Maes en Van
Dyck (1999), gegeven. De zones met Wondklaver werden omcirkeld. In al deze zones werden
Dwergblauwtjes gevonden.

en de brug bij Veldwezelt in het zuidoosten. Er is voor deze begrenzing gekozen omdat – gezien het feit dat Bilzen het Dwergblauwtje adopteerde – de hoofdvraag van het onderzoek luidde: “Hoe kunnen zich op lange termijn populaties van het Dwergblauwtje handhaven langsheen het Albertkanaal tussen Munsterbilzen en Veldwezelt. In deze zone bevindt zich potentieel geschikt habitat binnen de gemeentegrenzen van Bilzen.
Gedurende het onderzoek werd op plekken waar het voorkomen van het Dwergblauwtje werd vastgesteld, met een proefvlak de gehele vangbare populatie geïnventariseerd. Hiervoor werd gebruik gemaakt van de wegvangstmethode (Zeegers, 1993). Rekening houdend
met een maximaal verbreidingsvermogen van circa 750 meter (Baguette et al. 2000) en de actieradius van het Dwergblauwtje konden in 2009 twee populaties gelokaliseerd worden.
Eentje bij Veldwezelt en een tweede in Gellik (zie tabel 1). In tabel 1 geven we het aantal individuen voor beide locaties. Het betreft hier het aantal individuen van de vangbare populatie.
Dwergblauwtjes verscholen in de vegetatie of vliegend op 10 meter hoogte behoren niet tot de vangbare populatie. Exacte aantallen zullen dus iets hoger liggen. Desalniettemin geeft een dergelijke methode een zeer betrouwbaar resultaat omdat dubbeltellingen voorkomen worden. Daarnaast geeft het inzicht uit hoeveel individuen een populatie in een desbetreffend jaar bestaat.
Vanwege de nauwe relatie tussen het Dwergblauwtje en zijn waardplant Wondklaver, werd een kwalitatieve en kwantitatieve inventarisatie van de waardplant uitgevoerd. Krauss et al. (2004) toonden immers aan dat het voorkomen van het Dwergblauwtje gecorreleerd is met het voorkomen van Wondklaver. Deze relatie wordt door figuur 1 mooi geïllustreerd. In totaal werden in 2009 417 exemplaren van Wondklaver geteld waarvan meer dan tien procent vegetatief
of als zaailing aanwezig was.
Hoewel het slecht gaat met de Bilzense populaties van het Dwergblauwtje tussen Veldwezelt en Gellik is er ook positief nieuws. In hetzelfde gebied werden verschillende andere zeldzame dagvlinders aangetroffen (zie onderstaande tabel).

Soort status rode lijst Vlaanderen aantal aangetroffen individuen

Boswitje met uitsterven bedreigd 915
Bruin dikkopje uitgestorven 65
Groentje kwetsbaar 13
Klaverblauwtje met uitsterven bedreigd 38

Tabel 2. Overige zeldzame dagvlinders die in 2009 werden aangetroffen langs het Albertkanaal tussen Munsterbilzen en Veldwezelt (bron: Meijrink, 2009

Figuur 2. De populaties Dwergblauwtje bevinden zich allen langs de kanaalbermen. Deze populaties worden door ongeschikt habitat van elkaar gescheiden.

Kansen en knelpunten

Levensvatbaarheid populaties Dwergblauwtje

Het onderzoek van Meijrink (2009) tracht inzicht te verschaffen in de levensvatbaarheid van het Dwergblauwtje in Bilzen. Belangrijk is dat er binnen het onderzoekgebied een metapopulatiestructuur ontstaat. Een metapopulatie is een netwerk van populaties die van elkaar gescheiden worden door ongeschikt habitat. In het onderzoeksgebied houdt dit in dat men de plekken met geschikt habitat en het voorkomen van individuen van het Dwergblauwtje beschouwt
als een populatie, nl. bij Gellik en Veldwezelt (zie ook figuur 2). Tussen deze populaties bevindt zich ongeschikt habitat. In ongeschikt habitat komt geen Wondklaver voor, maar wel (braam)struweel en bos.
Wanneer het verbreidingsvermogen van het Dwergblauwtje, dat circa 750 meter bedraagt (Baguette et al., 2000), geringer is dan de afstand ongeschikt habitat tussen de twee populaties dan is er theoretisch geen uitwisseling mogelijk en spreken we van geïsoleerde populaties met een verminderde levensvatbaarheid.
Dit is momenteel het geval bij de twee populaties van Gellik en Veldwezelt. Wanneer daarbij vermeld wordt dat Wondklaver zich onvoldoende spontaan verjongt en dat één populatie tijdens veldonderzoek in 2007, 2008 en 2009 in een maaimachine verdween (2007, 2008 Vanreusel pers. med.) dan is er sprake van een sterk verminderde levensvatbaarheid. De kans is daarom zeer waarschijnlijk dat het Dwergblauwtje op korte termijn (lokaal) uitsterft
in Limburg en dus in Vlaanderen tenzij onmiddellijk soortspecifieke acties worden genomen en levensbedreigende gebeurtenissen zoals het onjuist maaien van de vegetatie wordt vermeden.

Levensvatbaarheid populaties Wondklaver

Over één ding zijn alle onderzoekers het eens, namelijk de rol van de waardplant en de waardplantdynamiek.
Zo lang er Wondklaver voorhanden is, zal het Dwergblauwtje overleven. Het is echter de waardplantdynamiek die een beperkende factor vormt. Een sterke achteruitgang van Wondklaver binnen een geschikt habitat leidt veelal tot het decimeren of zelfs het verdwijnen van een populatie Dwergblauwtje
het daarop volgende jaar (Butaye et al., 2006).
De populatie bij Veldwezelt is in 2009 door te vroeg maaien mogelijk negatief beïnvloed wat niet bijdraagt aan de instandhouding van het Dwergblauwtje.
Om op langere termijn een populatie van het Dwergblauwtje te handhaven is slechts een geringe waardplantdynamiek toegestaan. Het verdwijnen van wondklaverplanten heeft duidelijk een negatieve invloed op het aantal individuen van het Dwergblauwtje binnen een populatie.
Maar ook onvoldoende verjonging van de waardplant kan op langere termijn nadelig zijn.
Omdat er geen referenties aanwezig zijn, is het niet mogelijk een uitspraak te doen over de huidige verjongingsratio die meer dan tien procent moet bedragen.

Grondeigenaren en terreinbeherende instanties

Wanneer men het beheer rondom het Albertkanaal tracht te ontrafelen dan wordt men geconfronteerd met een vreemde situatie. Er zijn namelijk verschillende terreinbezittende en terreinbeherende organisaties actief maar tot op heden hebben deze partijen nog steeds geen overeenkomst afgesloten omtrent het beheer.
Toch zit een beheerovereenkomst tussen de NV De Scheepvaart en het Agentschap voor Natuur en Bos reeds jaren in de pijplijn. Deze overeenkomst is van cruciaal belang om de kanaalbermen en -taluds natuurgericht, met specifieke aandacht voor de aanwezige vlinders, te beheren, en aldus het voortbestaan van verschillende unieke populaties in Vlaanderen te verzekeren.
Het vele overleg en lobby-werk van tal van partners is dus hopelijk in de toekomst op het terrein zichtbaar.

Conclusies en aanbevelingen

Projectstrategie

Het moge duidelijk zijn dat het erg slecht gaat met het Dwergblauwtje. Het is daarom lastig om te bepalen ‘waar’ en met ‘wat’ te beginnen.
Om de beheermogelijkheden wat meer structuur te geven is in het Beheerplan Dwergblauwtje (Meijrink, 2009) een voorstel gedaan met betrekking tot een projectstrategie. Deze strategie bestaat uit vier onderdelen: 1. Veiligstellen, 2. Versterken, 3. Verbinden, 4. Verbreiden (zie ook figuur 3).

Dwergblauwtje en Wondklaver

Heden bevinden zich nog twee resterende populaties van het Dwergblauwtje langs het Albertkanaal tussen Veldwezelt en Gellik. Beide populaties bestaan slechts uit enkele tot enkele tientallen individuen. Omdat het Dwergblauwtje honkvast is en slechts een geringe homerange heeft is de vlinder erg gevoelig voor catastrofes zowel van natuurlijke als antropogene oorsprong. Dit kan het lokaal uitsterven van een populatie tot gevolg hebben. Dit gebeurde
dan ook in juli 2009 door te vroeg maaibeheer. In 2007 werd in Gellik ook een deel van de berm te vroeg op het jaar gemaaid (Rymen, pers. med.). Het is dus aannemelijk dat de reeds gedecimeerde populatie is uitgestorven of zal uitsterven. Belangrijk is dus dat de twee populaties zo snel mogelijk beschermd worden! (zie ook fase 1 van de projectstrategie,figuur 3).

Figuur 3. Projectstrategie beheerplan Dwergblauwtje (Meijrink, 2009). De verschillende stappen die nodig
zijn om het leefgebied van het Dwergblauwtje zo te beheren dat de populatie behouden blijft.

Om er zeker van te zijn dat er in de toekomst duurzame populaties ontstaan is het noodzakelijk de bestaande populaties met elkaar te verbinden via een parelsnoer van wondklaverpatches.
Wondklaver komt nog slecht op een gering aantal locaties voor. Ondanks dat op één locaties meer dan 250 bloeiende planten aangetroffen werden is het onduidelijk of de plantensoort zich voldoende verjongt. Ook het geschikter maken van ongeschikt habitat door het aanleggen van een onregelmatige bosrand draagt bij aan het behoud van het Dwergblauwtje.
Wanneer een natuurlijke catastrofe dan leidt tot het lokaal uitsterven van een populatie dan kan dit gebied worden geherkoloniseerd vanuit aangrenzende populaties. De maatregelen die worden getroffen zijn bovendien ook gunstig voor andere kritische dagvlinders, evenals de overige entomofauna. Een “win-win” situatie dus.

Beheer

Beheerwerkzaamheden langs het Albertkanaal ten behoeve van het Dwergblauwtje en overige kritische dagvlinders bestaan uit twee typen, respectievelijk inrichtings- en regulier beheer. Deze stappen worden grafisch weergegeven in figuur 3.
Het inrichtingsbeheer zal (gaan) bestaan uit:
interne habitatkwaliteitverbetering door verwijderen van opslag en plaatselijk éénmalig maaien (fase 2, projectstrategie); geschikter maken van ongeschikt habitat tussen de populaties van het Dwergblauwtje door het creëren van een onregelmatig bosrand met ontwikkeling van een mantel- en zoomvegetatie (kapwerkzaamheden) (fase 2-3, projectstrategie); aanleggen van een parelsnoer van wondklaverpatches door het inzaaien van die plant (fase
3, projectstrategie).
Het regulier beheer richt zich voornamelijk op het in stand houden van de habitat. Dit bestaat uit:
het gefaseerd maaien van kanaalbermen waarbij tien à twintig procent niet wordt gemaaid; zéér extensieve schapenbegrazing met kleine groepjes schapen;
periodiek gefaseerd de mantel- en zoomvegetaties beheren door te maaien en te kappen.

Referenties
BAGUETTE, M., S. Petit & F. QUEVA, 2000. Population
spatial structure and migration of three butterfly species
within the same habitat network: consequences for
conservation, Journal of Applied Ecology 37: 100-108.
BUTAYE, J., ADRIAENS D., T. NEELS & O. HONNAY, 2006.
Verspreiding van het Dwergblauwtje in de Viroinvallei;
Gevolgen van versnippering en schommelingen van
Wondklaverpopulaties, Natuur.focus 5(2): 40 – 44.
MEIJRINK, M.H.F., 2009. Beheerplan Dwergblauwtje en
overige kritische dagvlinders langs het Albertkanaal,
Stagescriptie in het kader van de opleiding Natuur &
Landschapstechniek, Hogeschool Van Hall Larenstein,
Velp, 66 pp.
INDEHERBERG, M., J. LAMBRECHTS, P. HENDRICKX & W.
VERHEYEN, 2004. Beheerplan van de taluds van het
Albertkanaal tussen Kanne en Bilzen. Aeolus i.o.v.
AMINAL afdeling Natuur Limburg, Fiest, 259pp.
KRAUS, J., I. STEFFAN-DEWENTER & T. TSCHARNTKE,
2004. Landscape occupancy and local population size
depends on host plant distribution in the butterfly Cupido
minimus. Biological Conservation 120: 355-361.
MAES, D. & H. VAN DYCK, 1999. Dagvlinders in Vlaanderen.
Ecologie, verspreiding en behoud. Stichting
Leefmilieu/Antwerpen i.s.m. Instituut voor Natuurbehoud
en Vlaamse Vlinderwerkgroep/Brussel, 480 pp.
RYMEN, J. & W. VANREUSEL, 2008. ACTIEPLAN BILZEN.
Dwergblauwtje (NR 4), Een uitgave van de Provincie
Limburg, D/2007/5857/53, 93pp.
ZEEGERS, T., 1993. Insekten basisboek: Handleiding voor
veldonderzoek en tabellen tot de orden en families van de
Nederlandse landongewervelden (2e druk),
Jeugdbondsuitgeverij, Utrecht, 166 pp.
Summary
The city of Bilzen adopted the small blue (Cupido
minimus). Although this small butterfly
hasn’t been seen inside the municipality the last
few years, its host plant, common kidneyvetch
(Anthyllis vulneraria) is still found. Bilzen
hopes to bring this species back inside its
boundaries, via a close coorperation with
Natuurpunt, ANB and NV de Scheepvaart as
this animal is mainly found in the vicinity of the
Albert Canal. The banks of this canal are important,
not only for he small blue, but also for several
other rare butterfly species. They are also
important stepping stones, connecting i.e.
Belgium and the Netherlands. It’s therefore important
to manage them properly. Thusfar a few
initiatives were taken but a lot of work remains
to be done. Natuurpunt and Bilzen started a
very active ‘butterfly workgroup’, that attracted
lots of citizens, who are now helping to
count, not only the small blue, but all butterflies
in Bilzen. They also distributed nectar
plants to citizens and schools, creating feeding
spots for these butterflies. Bilzen became
the ‘butterfly city of Limburg’.