Dwergblauwtje

Dwergblauwtje

Dit hoofdstuk is gebaseerd op: Ministerie van Landbouw & Visserij (1989), Tax (1989), Maes & Van Dyck (1996), Maes & Van Dyck (1999), Baguette et al. (2000), Krauss et al. (2004), Butaye et al. (2006), De Vlinderstichting (2007).

Omschrijving soort

Kenmerken

Doordat het dwergblauwtje (Cupido minimus) de kleinste vlinder is uit de familie van de blauwtjes, draagt het zijn naam met alle recht. Bovendien zorgt zijn kleine gestalte (spanwijdte van de vleugels slechts 18 tot 22 millimeter) ervoor dat het dwergblauwtje nauwelijks te verwarren is met andere vlindersoorten. Daarnaast is het dwergblauwtje het enige blauwtje zonder oranje vlekjes op de onderkant van zijn vleugels, waardoor het eenvoudig te herkennen is. De bovenkant van de vleugels is bruin gekleurd en bij de mannetjes aan de wortel blauw bestoven. De onderkant van de vleugels is lichtgrijs met kleine zwarte, witgeringde vlekken. De vlucht van een dwergblauwtje is meestal laag boven de vegetatie en tamelijk snel en grillig.

Dwergblauwtjes scholen dikwijls met grote aantallen samen en brengen een groot deel van hun tijd zonnend door. Mannetjes zitten vaak lange tijd op de uitkijk in beschutte struiken of hoge graspollen in de buurt van terreinen met waardplanten. Ze verlaten deze uitkijkposten alleen om voorbijvliegende vlinders te inspecteren of om nectar te drinken. Jonge vrouwtjes naderen de uitkijkposten en paren meestal in de buurt hiervan. Oudere vrouwtjes zijn vooral te vinden in de buurt van de waardplanten. De nacht brengen de vlinders in groepjes door, waarbij ze met de kop naar beneden in de vegetatie hangen.

Het dwergblauwtje is een zeer honkvaste vlindersoort. De meeste onderzoekers stellen vast dat het dwergblauwtje veel moeite heeft om zelfs maar kleine afstanden tussen leefgebieden te overbruggen. Uit vangst-hervangst experimenten in Engeland blijkt dat de meerderheid van de volwassen dwergblauwtjes zich zelden meer dan 40 meter ver verspreiden. Slechts enkele individuen vlogen tijdens de experimenten verder dan 1 kilometer. Uit gelijkaardige experimenten in de Virionvallei bleek dat dwergblauwtjes zich maximaal over een afstand van 762 meter verspreiden. Tijdens warmere jaren en in warmere streken zou de verspreiding van het dwergblauwtje groter zijn. De klimaatsveranderingen zouden dus de verspreiding van het dwergblauwtje positief kunnen beïnvloeden.

Leefgebied

Het dwergblauwtje is een habitatspecialist van kalkrijke graslanden. Warme, zonnige kommen of laagten in het terrein met een open, meestal vrij korte vegetatie en met een zekere mate van beschutting vormen het voorkeurshabitat.

Naast de voorkeur voor het droge, warme microklimaat van kalkgraslanden, is het dwergblauwtje voor zijn voortplanting afhankelijk van wondklaver (Anthyllis vulneraria). Enkel op deze waardplant zet het vrouwtje haar eitjes af. Uit onderzoek blijkt dat het verspreidingspatroon van het dwergblauwtje perfect dat van zijn waardplant volgt. De populatiegrootte van dwergblauwtjes is dus sterk afhankelijk van het voorkomen van wondklaver. De densiteit van wondklaver kan gezien worden als voorspeller van de populatiegrootte aan dwergblauwtjes. Daarnaast hebben de habitatgrootte en de aanwezigheid van struiken een invloed op het aantal dwergblauwtjes in een gebied.

Volgens de literatuur bereiken dwergblauwtjes intermediaire populatiedichtheden van 4-64 of 30-500 individuen per hectare. Doordat ze zeer honkvast zijn, verblijven ze vaak op terreinen met een oppervlakte van slechts enkele tientallen vierkante meter.

Levenscyclus

Vanaf half mei zetten de vrouwtjes de eitjes één voor één af op de bloemknoppen van wondklaver. Ze kiezen hiervoor bij voorkeur forse planten uit die net beginnen te bloeien en die net boven de vegetatie uitsteken. De eitjes worden meestal gedeponeerd aan de basis van de bloemkelk, verstopt tussen andere bloemkelken. Het aantal eitjes per plant varieert tussen 1 en 10 (gemiddeld 3,8 eitjes/plant). Het afzetten van het eitje duurt slechts één seconde, maar nadat het eitje is afgezet, wrijft het vrouwtje nog een tijdje met haar achterlijf over de bloemen om een geurspoor (feromoon) achter te laten om ze gedurende ongeveer één dag onaantrekkelijk te maken voor andere eiafzettende wijfjes.


Tabel 2.1: levenscyclus klaverblauwtje: donkergrijs:eerste generatie; licht grijs: tweede generatie ( Butaye et al., 2006).

Wanneer de rupsen uitkomen, boren ze een gaatje in de bloemkelk. Doordat de rupsen witachtig geel zijn, vallen ze niet op tussen de kelkbladeren van hun waardplant. De rupsen voeden zich met de bloemen en zaden van de wondklaver en zodra ze volgroeid zijn, overwinteren ze tussen verdorde bloemblaadjes, in de strooisellaag of op de grond tussen het mos. Rupsen van dwergblauwtjes worden soms meegenomen naar een mierennest. Ze scheiden immers een stof af die de mieren als voedsel gebruiken. In het mierennest leven de rupsen van mierenbloed, worden ze beschermd tegen predatie en infectie en hebben ze een grotere kans de winter door te komen.

In het voorjaar verpoppen de rupsen. De pop wordt meestal bevestigd aan een grasstengel of aan de onderkant van een blad. Vanaf begin mei tot eind juni (met een top tussen 5 en 15 juni) verschijnen de eerste dwergblauwtjes. De tweede, partiële generatie vliegt van begin juli tot begin augustus.

Bedreigingen

Het dwergblauwtje heeft beperkte verspreidingsmogelijkheden en komt enkel in kalkgraslanden voor, een biotoop dat relatief schaars en sterk gefragmenteerd is. Daarenboven is wondklaver de enige waardplant van het dwergblauwtje. Hierdoor is het dwergblauwtje een zeer kwetsbare vlindersoort wiens voortbestaan in de eerste plaats afhankelijk is van de omvang van de waardplantpopulatie en van een goed beheer van kalkgraslanden.

Wondklaver is een typische meerjarige kalkgraslandsoort die sterk lijdt onder een langdurige zomerdroogte. Een langdurige zomerdroogte zorgt namelijk voor een grote sterfte en een laag aantal bloeiende wondklaverplanten in het daaropvolgend jaar. Vooral in kleine wondklaverpopulaties (minder dan 200 wondklaverindividuen) zorgt een kleine afname van het aantal bloeiende planten voor een sterke afname van het aantal dwergblauwtjes.

Naast de grootte van de wondklaverpopulatie, kan de bloeitijd van wondklaver een cruciale factor vormen voor het voortplantingssucces van dwergblauwtjes. Wanneer de synchronisatie in bloei- en vliegtijd verstoord wordt, kunnen de dwergblauwtjes hun eieren niet op de bloemhoofdjes afzetten waardoor de voortplanting in gevaar komt. De grootste sterfte bij de rupsen is het gevolg van te snel ontwikkelende bloemen of van het afgrazen van bloemen door grazers.

Daarnaast bedreigt ‘verkeerd’ beheer van de kalkgraslanden de dwergblauwtjes. Het achterwege blijven van extensieve beweiding zorgt ervoor dat vele kalkgraslanden geheel of gedeeltelijk naar bos evolueren. Ook een te intensief maaibeheer van kalkgraslanden vormt een bedreiging voor de dwergblauwtjes.

Verspreiding

Het areaal van het dwergblauwtje strekt zich uit van Noord-Scandinavië tot Centraal-Spanje en van West-Frankrijk en Groot-Brittannië tot in Siberië. Toch is het dwergblauwtje omwille van zijn habitatspecificiteit niet als algemeen te beschouwen.

In Nederland staat het dwergblauwtje vermeld als ‘verdwenen’ op de Nederlandse Rode Lijst voor dagvlinders van 2006. In België komt het dwergblauwtje lokaal voor in de vallei van de Maas en Samber, de Condroz, de Loraine en de Fagne-Famenne-Calestienne.

In Vlaanderen vliegen enkel nog zwervende exemplaren rond met uitzondering van het zuidoosten van de provincie Limburg. Daar leven momenteel op de kalkrijke bermen van het Albertkanaal en op de Tiendeberg nog enkele populaties.

Status

Het dwergblauwtje staat vermeld als ‘kwetsbaar’ op de Belgische Rode Lijst van dagvlinders en staat in de categorie ‘zeldzaam’ op de Vlaamse Rode Lijst voor dagvlinders. In Vlaanderen is hij ondergebracht als ‘zeldzaam’ omdat de populaties steeds beperkt geweest zijn tot het zuidoosten van de provincie Limburg. Op Europese schaal is het dwergblauwtje niet bedreigd waardoor hij geen wettelijke bescherming krijgt.

Beschermingslijst

Status

IUCN

Niet Bedreigd

Rode Lijst België

Kwetsbaar

Rode Lijst Vlaanderen

Zeldzaam

Beschermingslijst Status

Meer info :

Bilzen adopteert kleinste piepel van het land

Wist je dat:

  • Bilzen in het kader van het project ‘Gemeenten adopteren Limburgse soorten’ (GALS-project) het dwergblauwtje geadopteerd heeft
  • Bilzen zich hierdoor engageert om dit kleine vlindertje opnieuw in de gemeente te laten fladderen
  • het dwergblauwtje enkel nog in het uiterste zuidoosten van de provincie Limburg rondvliegt, elders in Vlaanderen zijn geen dwergblauwtjes meer te vinden
  • ondanks hun naam de bovenkant van de vleugels zowel bij de mannetjes als bij de vrouwtjes bruin is
  • de Latijnse naam van het dwergblauwtje Cupido minimus is, het kleinste liefdesvlindertje
  • de vleugels van het dwergblauwtje een spanwijdte van 18 tot 22 mm hebben en dat het dwergblauwtje hierdoor het kleinste Europese blauwtje is
  • een vrouwtjes haar eitjes één voor één afzet op de bloemknoppen van Wondklaver en dat dit slecht één seconde duurt
  • zodra een eitje is afgezet het vrouwtje nog een tijdje met haar achterlijf over de bloemen wrijft om een geurspoor (feromoon) achter te laten zodat de bloemen gedurende één dag onaantrekkelijk zijn voor andere ei-afzettende vrouwtjes
  • de rupsen van het dwergblauwtje een gaatje boren in de bloemkelk om te ontsnappen en zich voeden met het vruchtbeginsel en de ontwikkelende zaden
  • een rups soms wordt meegenomen naar een mierennest en daar overwintert als pop. De rups scheidt een stof uit die de mieren als voedsel gebruiken en de mieren beschermen de rups tegen predatoren en infecties waardoor ze een grotere kans heeft om de winter door te komen
  • het dwergblauwtje ook kan overwinteren als pop onderaan een grasstengel of een blad
  • volwassen dwergblauwtjes zeer honkvast zijn en een groot deels van hun tijd besteden aan zonnen
  • de voornaamste bedreigingen voor het dwergblauwtje in het zuidoosten van de provincie Limburg het achterwege laten van beheer of het toepassen van een te intensief maaibeheer op de kanaalbermen en de kalkgraslanden is